Na 't avondeten zat hij stil bij de kachel, schijnbaar verdiept in het overwegen van zijn zonden, doch wanneer De Keizer plotseling zo grimmig en onduidelijk mogelijk commandeerde 'mijn pijp' of 'mijn sloffen', dan vloog hij als een haas de kamer uit en in minder dan geen tijd lag 't gevraagde op tafel of voor vaders voeten.
Een paar keer waagde hij ’t zelfs zijn vader tegemoet te komen, door precies te raden wat hij ging opeisen en te zeggen 'uw krant, pa?' 'uw pijp, pa?' vóór De Keizer zelf het woord had uitgesproken.
'Ja, snotneus, zéker de krant,' vloekte vader dan. En ééns had hij bij een dergelijke gelegenheid in zijn gramschap een bord stukgeslagen.
'Ga naar die meiden toe en sla dáár de boel stuk, hoor' had moeder geroepen. 'De jongen doet immers geen kwaad.'
Uit: Een ontgoocheling
Geen opmerkingen:
Een reactie posten