donderdag 27 maart 2014

Max Ferguson


Philip Roth

   Ik had iets te lezen meegenomen, net als vroeger wanneer ik in mijn eentje bij Pierluigi at. Doordat ik op mezelf woonde, was ik gewend onder het eten te lezen, maar deze avond legde ik de krant op tafel en keek ik in plaats daarvan om me heen naar de mensen die op de avond van de 28ste oktober 2004 in New York hun maaltijd gebruikten. Een van 's levens belangrijke genoegens: vreemden die samen het droombeeld van menselijke eendracht voeden door samen in een goed restaurantje te zitten eten. En ik was een van hen. Nogal laat om aan zoiets gewoons zo veel belang te hechten, maar dat deed ik.
   Pas bij mijn koffie vouwde ik mijn krant open, het laatste nummer van The New York Review of Books. Die had ik sinds mijn vertrek uit New York niet meer gezien. Ik had er geen behoefte aan gehad, ook al was ik er vanaf de introductie in de vroege jaren zestig op geabonneerd geweest en had ik er in die eerste jaren zo nu en dan voor geschreven. Toen ik onderweg naar Pierluigi de kiosk passeerde, ving ik een glimp van de bovenkant van de voorpagina op, waarop boven een stel karikaturen van de presidentskandidaten  van David Levine een bandelier prijkte waarop in grote letters SPECIAAL VERKIEZINGSNUMMER stond gedrukt – en eronder, boven een lijst van een tiental medewerkers, de woorden 'De verkiezingen en de toekomst van Amerika' – en ik had de krantenverkoper vier dollar vijftig betaald en het blad meegenomen naar het restaurant.
  
Uit: Exit geest

dinsdag 25 maart 2014

Arthur von Ferraris


Kader Abdolah

   De opmerkingen van de invalimam werden langzaamaan populairder en haalden regelmatig de plaatselijke kranten. Aga Djan was tevreden en gaf hem meer ruimte. Een keer, toen een foto van de imam en een deel van zijn preek in de krant waren geplaatst, werd Aga Djan door een collega aangesproken: 'Hij is naïef, maar hij komt vaak scherp uit een onverwachte hoek.'
   Het was nog niet eerder voorgekomen dat er een foto van een imam in de krant werd gepubliceerd. De krant had speciaal een fotograaf naar de moskee gestuurd en had de imam op het dak van de moskee tussen de twee minaretten gefotografeerd.
   Toen de imam de volgende dag zijn foto in de krant zag staan, kon hij de hele dag van spanning niet meer stilzitten. Zijn droom was uitgekomen. Het was zijn jeugddroom om ooit een preek in een grote moskee te houden. Nu stonden zijn preek en zijn foto in de krant en was hij plotseling een bekendheid geworden in Senedjan.

Uit: Het huis van de moskee

vrijdag 14 maart 2014

Edward B. Gordon


J.J. Voskuil

De kleine eetzaal zat vol. Hij aarzelde op de drempel, keek rond, zag Beerta niet, en liep toen gespannen tussen de tafels door naar een tafeltje tegen de achterwand dat net ontruimd was. Toen hij ging zitten knikte hij schuw in de richting van een paar mannen die naast hem zaten te ontbijten. 'Guten Morgen,' mompelde hij en wendde meteen zijn hoofd weer af, zodat hij in het onzekere bleef over de uitwerking van zijn groet. Hij legde het congresprogramma naast zich op de tafel, vouwde de krant die hij van huis had meegenomen open en keek op de voorpagina. Om hem heen waren de geluiden van ontbijtende mensen: bestek, aardewerk, gedempt gewisselde opmerkingen. Een meisje ontruimde zijn tafel, vroeg wat hij drinken wilde en zette een schaal met brood en een schaal met kaas en vleesbeleg bij hem neer. Hij keek langs zijn krant toe, onzeker hoe hij zich moest gedragen.

Uit: Vuile handen

dinsdag 4 maart 2014

Paul G. Oxborough


Simon Carmiggelt

In de kleine Amsterdamse kroeg waar ik aan het begin van de middag binnenliep, bevonden zich slechts twee levende wezens – de oude kastelein, wiens blik geheel duidelijk maakte dat je hier de vrolijkheid in je eigen hartje mee moest brengen, en een vette, roodharige kat, die vadsig op de tapkast lag. Stilte. Het aan de muur hangende bordje 'Gezelligheid kent geen tijd' had beter 'Zwijgen wordt op prijs gesteld' kunnen luiden. Ik begon dan ook niet aan conversatie en haalde de krant uit mijn tas. Maar na een poosje kwam er een nog vrij jonge man binnen, stelde onnodig vast hoe het weer was en begon toen, op een verongelijkte toon, over een voetbalwedstrijd, waarin een speler, wiens naam ik nooit eerder had gehoord, twee mooie kansen door onbekwaam dribbelwerk schromelijk had gemist. Toen hij uitgepraat was zei de kastelein met een stem die geheel bij zijn oogopslag paste: 'Sport. Ik interesseer me niet voor sport. De enige sport die ik al jaren beoefen is glasheffen.' En om dit te illustreren, schonk hij zichzelf eens in.
   'Moet jij ook wat?' vroeg hij aan de kat.
   Die kneep zijn ogen dicht. De kastelein pakte een schoteltje, schonk het vol melk en zei: 'Hier, drink maar op. Da’s tenminste gezond.'
   Zonder van houding te veranderen begon de kat het schoteltje leeg te likken.
   'Gezond?' zei de jongeman. 'Melk is helemaal niet gezond. Je krijgt er vaatziekten van.'
   'Katten hebben geen vaten,' sprak de kastelein met grote stelligheid.
   ''t Stond anders in de krant,' zei de man.
   'Ik lees geen kranten meer,' antwoordde de kastelein. 'Ik ben van mezelf al chagrijnig genoeg. Mot ik al die narigheid dan ook nog weten? De mensen slachten mekaar af. En waarom? Ik weet het niet. Ik snap niks van de mensen. En niet alleen van de mensen. Van hem snap ik ook niks.'
   Hij wees op de kat, die de melk op had en de ogen sloot voor een after dinner dut.

Uit: Ik mag niet mopperen